LIVE NIRVANA INTERVIEW ARCHIVE November 25, 1991 - Amsterdam, NL

Interviewer(s)
Henrico Prins
Interviewee(s)
Krist Novoselic
Publisher Title Transcript
Volkskrant Roem telt niet, je moet samen "lekker in de groove" zitten Yes (Nederlands)

AMSTERDAM — Kurt Cobain, zanger en gitarist van de Amerikaanse groep Nirvana, gaat maandag aan het begin van de avond een tukkie doen in de kleedkamer. Voor hem geen interviews, zo vlak na de soundcheck in het Amsterdamse Paradiso. Hij heeft geen zin.

Maar als het aan platenmaatschappij Ariola ligt, hoeft Cobain überhaupt nooit meer een interview mee te maken. De blonde zanger, regelmatig afgeschilderd als gevaarlijke gek, brengt doorgaans geen zinnig woord uit. „Cobain? Die mag alleen nog maar praten met popblaadjes die op A4-formaat worden gestencild”’, zegt een medewerkster van Ariola.

Drie maanden geleden kon het Nederlandse publiek tijdens het festival Ein Abend in Wien kennismaken met het trio uit de buurt van Seattle. Haar reputatie was de groep vooruitgesneld: toen Nirvana het podium betrad, puilden de gangen uit rondom de kleine zaal van De Doelen. De mensen die binnen een plaats hadden kunnen bemachtigen, moeten getuige zijn geweest van een vreemd optreden. Onder aanvoering van Cobain liet het drietal weinig heel van de apparatuur op het podium, om aansluitend hardhandig het pand te worden uitgewerkt.

„Ja, men heeft toen een dronken Nirvana aan het werk gezien”, zegt bassist Chris Novoselic droog. Hij mag wél praten. En doet dat graag, al vormt de kille kelder onder Paradiso een weinig ideaal decor.

Novoselic blijkt een vriendelijk mens die zo nu en dan een boertje niet kan onderdrukken en een half uur doet over het rollen van een sigaret. Zijn uiterlijk doet sterk denken aan dat van Neil, de volwassen hippie uit The Young Ones en bassist van de persiflerende hardrock-band Bad News. Ook de lijzige manier van spreken vertoont overeenkomsten. ,,Bij Nirvana gaat het om de vibes”, zegt Novoselic. „Dat je met z’n allen lekker in dezelfde groove zit.”

Hoe zweverig of onbetrouwbaar de bandleden zich ook mogen gedragen, met Nevermind hebben ze een van de beste platen van 1991 afgeleverd. Opvallend, want voor de meeste groepen uit de Amerikaanse gitaar-underground is een plaatsje weggelegd in de marge van de popmuziek. Nu al heeft deze band zich daaraan kunnen onttrekken, met een plaat die weliswaar niet uitblinkt door vernieuwing, maar in elk geval een serie prachtig scheurende songs bevat.

Heel wat anders dan Nirvana's debuut, het in 1989 verschenen Bleach, dat vrijwel niet werd opgemerkt. Het verschil met Nevermind is groot, geeft Novoselic toe. „Maar als we een plaat maken, houden we geen rekening met de vorige. Zoals we straks het succes van Nevermind niet zullen betrekken bij het maken van de opvolger.”

Geen concessies, wel conventies. Want in Nirvana's muziek keert een groot deel terug van de muzieksoorten die gestoeld zijn op rauwe gitaarklanken. Flarden van punk zijn te horen; de gruizige feedback als van Sonic Youth of Neil Young; een graad van gekte die zich makkelijk kan laten meten met die van Pixies-zanger Black Francis.

Waarmee gelijk de belangrijkste referentiepunten van Nirvana lijken geschetst. Maar bovenal zijn het de vaak slepende songs en de met traagheid opgebouwde gitaarakkoorden die voor zichzelf spreken. Ze maken duidelijk dat Kurt Cobain, de voornaamste componist van de groep, het belang van een goede constructie hoog in het vaandel heeft staan. Het draait om stilte en om climaxen, ook in de single Smells like teen spirit. De clip ervan is dezer dagen veelvuldig op MTV te zien.

Dat succes is best leuk, vinden de groepsleden, maar het maakt ze ook weer niet zo veel uit. Want geld en roem zijn betrekkelijk, zegt Novoselic. „Als je straks dood bent, is het alleen nog je muziek die kan voortbestaan” Hij noemt Nevermind ook een „een anti-materialistisch statement”. Niet voor niets laat de hoes een naakte baby zien die achter een dollarbiljet aanzwemt.

Novoselic beschouwt de plaat bovendien als onacceptabel voor de maalstroom van commerciële muziek. De groepsleden waren derhalve verrast toen ze, net terug van een tournee, vernamen dat de plaat in de Verenigde Staten voorlopig goed was voor goud. „Maar voor ons blijft het gewoon een plaat”’, zegt de 2.10 meter lange bassist. „Onze plaat, met liedjes waar we van houden en waar we onszelf in kwijt kunnen.”

En een optreden blijft voor Nirvana gewoon een optreden, blijkt ’s avonds in een kolkend Paradiso, dat overigens in een mum van tijd was uitverkocht. Als altijd staat Novoselic blootsvoets op het podium, a-ritmische bewegingen makend, de basgitaar ter hoogte van zijn knieën. Drummer Dave Grohl slaat al na twee maten het eerste stokje doormidden.

Hortend en stotend verloopt het allemaal, niet in de laatste plaats omdat Cobain te kampen heeft met voortdurend ontstemde gitaren. Het deert hem niet; het hoort erbij. En het somtijds werkelijk valse spel doet geen moment afbreuk aan de kwaliteit van de songs. Wonderwel blijkt ook dat het materiaal van Bleach opeens goed past tussen de nummers van Nevermind.

Smells like teen spirit wordt, halverwege het concert, door Cobain veel te snel ingezet. Als Grohl in de gaten krijgt dat vertragen zinloos is, laat hij de boel op hol slaan. Dat mist zijn effect niet. En uiteindelijk trapt Cobain het drumstel omver, gooit Novoselic zijn bas op de grond en stoeit Grohl met Cobains gitaar. Twee monitor-speakers verdwijnen in het publiek. Ach, het is maar een maniertje.

© Henrico Prins, 1991